Spanje is het derde land in Europa waar de armoede onder de werkenden, dat wil zeggen mensen met een inkomen of een salaris, het grootst is. 12,3 procent van de werkende Spanjaarden leeft onder de armoedegrens. Alleen in Roemenië en Griekenland is dat getal hoger.
Het blijkt uit gegevens verzameld door de Stichting 1 mei die is gelieerd aan de Spaanse vakbond CCOO. In het rapport staat dat er een paar omstandigheden zijn waardoor mensen meer kans lopen op sociale uitsluiting. Als eerste lopen zelfstandigen een groter risico op armoede dan mensen die werken in dienstverband.
Type contract en zelfstandig of salaris
Armoede onder mensen die een salaris verdienen is 12,3 procent en onder zelfstandigen neemt dit risico toe tot 35,5 procent. Ook is het type contract van invloed. Van mensen met een tijdelijk contract leeft 16,2 procent onder de armoedegrens. Onder mensen die een deeltijdcontract hebben is dat 19 procent. Van de mensen met een contract voor onbepaalde tijd, een ‘indefenido’, ligt dat percentage een stuk lager: 5,4 procent. Het Europees gemiddelde is op dit vlak 5,5 procent.
De armoede onder werkenden met een contract voor onbepaalde tijd zal volgens het rapport licht dalen, terwijl de armoede onder de werkenden met tijdelijke contracten zal stijgen door de toename van het aantal lage lonen.
Minimumloon
Volgens het Spaanse bureau voor de statistiek (INE) is het percentage van de bevolking dat een minimumloon ontvangt gestegen naar 12,3 procent in 2014 van 10,3 procent in 2010.
Volgens de Spaanse belastingdienst verdient zelfs 33 procent van de werkenden (5,6 miljoen personen) gelijk aan of minder dan het minimumloon.