Voor deze bijzondere tentoonstelling, die eerder al te zien was in Rome, Parijs, Tel Aviv en verschillende steden in Japan, zijn ongeveer honderd werken samengebracht van de beroemde schildersfamilie Brueghel. De werken geven een mooi overzicht van de schilderkunst uit de noordelijke renaissance en worden in het Palacio de Gaviria aangevuld met schilderijen van onder anderen Rubens, Jeroen Bosch en David Teniers.
Pieter Brueghel de Oude (1525-1569)
Het artistieke werk van de familie Brueghel begon bij het hoofd van de familie, Pieter Brueghel de Oude. Hij gaf zijn liefde voor het schildersvak door aan zijn zoons Pieter Brueghel de Jonge en Jan Brueghel de Oude. Deze Jan Brueghel de Oude kreeg een zoon, Jan Brueghel de Jonge die op zijn beurt het schildersvak weer doorgaf aan zijn zoon Abraham Brueghel.
Kenmerkend voor het werk van Pieter Brueghel de Oude zijn de realistische, soms provocerende en niet altijd makkelijk te duiden afbeeldingen van spreekwoorden en gezegden waar een zekere moraal van uitgaat. Een veel voorkomend thema in het werk van Pieter Brueghel de Oude is het plattelandsleven. Bij het schilderen van alledaagse plattelandsscenes stond voor hem continu de vraag centraal naar de plaats van de mens in het universum en hij gaf daarbij, evenals als zijn landgenoot Jeroen Bosch, op een sarcastische manier vorm aan de menselijke zonden.
Pieter Brueghel de Jonge (1564-1636) en Jan Brueghel de Oude (1568-1625)
Het werk van Pieter Brueghel de Oude is eigenlijk pas bekend geworden toen ook zijn zoon Pieter Brueghel de Jonge ging schilderen. Hij begon met het schilderen van replica’s van het werk van zijn vader dat grotendeels verdween in particuliere kunstcollecties. Ook de tweede zoon, Jan Brueghel de Oude, nam de schildertechniek en thematiek van zijn vader over. Hij hanteerde echter een vrijere interpretatie en legde zich ook toe op de landschapskunst. De uiterst nauwgezette weergave van zijn schilderobjecten gaf hem de bijnaam ‘De fluwelen Brueghel’.
Jan Breughel de Jonge (1601-1678)
De Breugheldynastie werd voorgezet door een nakomeling van Jan Brueghel de Oude, Jan Brueghel de Jonge. Hij werd opgeleid door zijn vader, nam het atelier van hem over en sloot zich aan bij de Sint-Lucasgilde, een prestigieus broederschap voor getalenteerde kunstenaars. Hij werd succesvol met de verkoop van schilderijen van zijn vader en legde de laatste hand aan een aantal onafgemaakte schilderijen van hem. Ook schilderde hij eigen werken met een nieuwe persoonlijke schilderstijl. Liefst elf kinderen kreeg hij, waarvan er vijf het schildersvak overnamen. In de tentoonstelling zijn werken van twee van hen opgenomen: van Jan Peter Brueghel, die zich voornamelijk toelegde op de bloemschilderkunst, en van Abraham Brueghel die zich in het schilderen van landschappen en stillevens specialiseerde. Over hem is maar weinig bekend, maar in het Palacio de Gaviria is van zijn hand onder andere een vierluik te zien als allegorie van de elementen aarde, vuur, water en lucht.
Meer informatie over de tentoonstelling: Brueghel. Maravillas del arte flamenco