Beiden werden veroordeeld tot het betalen van een boete van 80.000 euro ieder wegens het schenden van de eer van een overledene. Het Podemos tweetal had een man (Pablo Lopéz) beschuldigd van verkrachting maar voor deze daad is nooit bewijs geleverd. Lopéz werd in 1985 doodgeschoten door de verloofde van het vermeende slachtoffer, Pilar Baeza. In 2018 was Baeza lijstaanvoerder voor Podemos bij de gemeenteraadsverkiezingen in Ávila.
Het feit dat een vrouw die veroordeeld was wegens medeplichtigheid aan moord kandidaat was voor het burgemeesterschap van een provinciehoofdstad veroorzaakte veel opschudding. Haar partijgenoten Echenique en del Olmo schoten haar in de onstane polemiek te hulp door te verklaren dat Pilar Baeza 35 jaar eerder door het slachtoffer was verkracht en haar toenmalige verloofde de dader had doodgeschoten. Bovendien had Pilar inmiddels geboet voor haar medeplichtigheid aan het vergrijp.
Historisch hoge boetes voor Spaanse begrippen
De rechtszaak wegens schenden van de eer van een overledene werd aangespannen door een broer van het slachtoffer. De rechter veroordeelde beide Podemos prominenten tot de voor Spaanse begrippen historisch hoge boetes omdat de beschuldiging die zij geuit hadden aan het adres van de overledene nooit door een rechtbank bewezen verklaard was. Bovendien werden beiden veroordeeld tot het rectificeren in twee landelijke dagbladen en het afleggen van een rectificerende verklaring, del Olmo op Twitter en Pablo Echenique in een nog te houden persconferentie.