Het is nog niet eerder gebeurd in modern Spanje dat een Spaanse koning zich op zo’n manier uitliet over een politiek probleem in het land. Volgens Felipe hebben ‘de Catalaanse autoriteiten op een systematische manier de regels geschonden, en hebben een onaanvaardbaar gebrek aan loyaliteit getoond voor de machthebbers van de staat, die zij in Catalonië representeren’.
Hij verweet de regionale autoriteiten ‘buiten de wet en de democratie te zijn getreden’ en te proberen om ‘de eenheid van Spanje te breken’. Ook zetten de Catalanen de ‘economische en sociale stabiliteit van Catalonië en heel Spanje op het spel’.
Koning Felipe riep de Catalanen ook op om de ‘grondwettelijke orde’ te verzekeren. Hij richtte zich ook tot ‘alle Spanjaarden die leven in angst en verdriet om deze gebeurtenissen’, en gaf aan hen ‘een boodschap vrede, vertrouwen en hoop’. ‘Dit zijn moeilijke tijden maar wij zullen die overwinnen en vooruitgaan, omdat we geloven in ons land en omdat we trots zijn op wie we zijn’.
Normaal gesproken spreekt de Spaanse koning het volk alleen toe tijdens de jaarlijkse kersttoespraak. Zijn vader, koning Juan Carlos I sprak de Spanjaarden vier keer buiten die kersttoespraak toe: na de mislukte coup van 23 februari 1981 (23-F), na een ernstige terroristische aanslag, na de dood van voormalig premier Adolfo Suarez, en op de dag van zijn aftreden.