Het gaat om een in Andalusië nog populaire vorm van jagen. Deze wordt aangeduid met ‘la montería’. Een groep van 50 tot 150 – voornamelijk – mannen gaat vergezeld van diverse roedels jachthonden jagen. De honden drijven het grote wild (herten, moeflons en wilde zwijnen) op in de richting van de jagers, die de dieren dan neer kunnen schieten. Het initiatief van de regering wordt toegejuigd door de Andalusische jachtfederatie. Voorzitter José María Mancheño waardeert het feit dat Andalusië de eerste Spaanse regio is die ‘deze mijlpaal’ heeft bereikt.
De monteria gaat terug tot de 12de eeuw, toen de jachtvorm voor het eerst werd omschreven een een boek. Tegenwoordig vinden er in Andalusië zo een 2.100 evenementen plaats met het doel om herten, wilde zwijnen, moeflons en reeën te schieten. De hondenroedels, de ‘rehalas’ die meedoen aan deze vorm van jagen, krijgen eveneens een beschermde status.
Op 81 procent van de Andalusische grond kunnen jachtactiviteiten worden uitgevoerd. Dat ligt boven het nationale gemiddelde van 71 procent. Monterias komen voor in heel Andalusië, van 193 in de provincie Cádiz tot 440 in de provincie Granada.
Naast de benoeming tot cultureel erfgoed wil de regioregering ook dat de jacht als zodanig wordt gepromoot op Andalusische scholen. Dit werd besloten in het akkoord dat de drie partijen C’s, PP en Vox sloten in oktober. In hetzelfde akkoord dat in december wordt behandeld in het Andalusische parlement, staat dat ook opleidingen voor stierenvechters gesteun gaan worden en in aanmerking komen voor subsidies en overheidssteun.