Tot nu toe hadden veelvuldige onderhandelingen met de autobranche, die goed is voor 10% van het Spaans bruto binnenlands product, nog niet tot enig resultaat ten gunste van het milieu geleid. Om ervoor te zorgen dat de co2-voetafdruk in Spanje kleiner wordt, komt de overheid met een concreet en ambitieus klimaatplan: over twintig jaar zijn alle nieuwe auto’s klimaatneutraal.
Efficiënter brandstofgebruik
De ministerraad zal zich aanstaande dinsdag buigen over het plan van de minister van Ecologische Transitie en vicepremier Teresa Ribera met maatregelen om personenauto’s in de loop van de komende twintig jaar geleidelijk aan minder vervuilend te maken, totdat deze in 2040 jaar nul co2-uitstoot hebben. Benzine- en dieselauto’s mogen dus wel nog worden verkocht, maar moeten klimaatneutraal zijn. Om dat te realiseren zal de autosector technologieën moeten ontwikkelen om het brandstofverbruik efficiënter te maken.
Nieuwe ontwikkelingen
Het nieuwe wetsvoorstel zal niet alleen voor een versnelde ontwikkeling van elektrische en hybride auto’s zorgen, maar ook van andere technologieën zoals het aanzienlijk minder vervuilend gecomprimeerd aardgas (cng). Om dit allemaal te kunnen realiseren zal de Spaanse overheid samen met de autosector moeten investeren in een snelle implementatie van nieuwe oplaatpunten waarvan er nu veel te weinig en bovendien niet evenredig over het land verdeeld zijn.
Alternatieve vervoersmethoden
In het wetsontwerp van Ribera is ook opgenomen dat Spanje in 2050 helemaal klimaatneutraal moet zijn en dat er in 2023 in alle steden met meer dan 25 duizend inwoners lage emissie-zones moeten zijn. Daarvoor moet in 2030 het privégebruik van auto’s binnen de stad met 35% zijn gedaald en het verkeer tussen steden moet vanaf nu jaarlijks omlaaggaan met 1,5%. Om dat te bereiken moet het gebruik van het openbaar vervoer aantrekkelijker worden gemaakt en alternatieve vervoersmethoden zoals de fiets of carpoolen worden gestimuleerd.
De klimaatwet die komende week door de ministerraad wordt behandeld is niet nieuw. Het voorstel werd al tijdens de vorige kabinetsperiode op papier gezet, maar verdween door de herhaalde verkiezingen in november weer in de kast. Met slechts een aantal kleine aanpassingen is het voorstel in grote lijnen hetzelfde gebleven.