Op 1 januari 2021 had de Europese Unie 312.000 minder inwoners dan het jaar ervoor. Er woonden toen 447 miljoen Europeanen in Europa, tegen 447,3 miljoen exact een jaar eerder. Het is de eerste keer sinds 2011 dat het aantal inwoners in de EU daalt. Zeventien van de zevenentwintig lidstaten zagen hun inwonersaantal het laatste jaar stijgen. De overige tien landen zagen het juist dalen.
Onder de eerste groep lidstaten zit ook Spanje, met, ondanks de 81.000 overledenen door de coronapandemie, in 2020 een stijging van het aantal inwoners van ruim 60.000. Dat is de grootste stijging sinds het begin van de metingen in 2001. Alleen Turkije, Frankrijk en Nederland hadden een nog grotere stijging. Zo meldt het Europees bureau voor de statistiek Eurostat in de publicatie Demography of Europe.
Stijging door migratie
Volgens het Spaanse Instituut voor de Statistiek (INE) komt de stijging in het aantal inwoners door het hoge migratiecijfer. De stroom aan immigranten compenseert het lage geboortecijfer en het hoge aantal dodelijke slachtoffers van de coronapandemie.
In Italië, Oekraïne en Roemenië – landen die hard getroffen zijn door de coronapandemie – daalde het inwonersaantal het hardst.
Kijkend naar de afgelopen 20 jaar, zijn Luxemburg, Malta, Ierland en Cyprus de landen die de grootste groei van het aantal inwoners hebben geregistreerd, met meer dan 20 procent. In Litouwen en Letland daalde het aantal inwoners sinds 2001, met ook een percentage van rond de 20 procent.
Laag geboortecijfer Spanje
Na Malta en Oekraïne is Spanje het land met het laagste geboortecijfer van de Europese Unie. Na een paar kleine oplevingen tussen 2013 en 2016, staat Spanje nu weer op hetzelfde niveau als 20 jaar geleden, met een gemiddelde van 1,23 kind per vrouw. Frankrijk is juist het Europese land met het hoogste geboortecijfer, met een gemiddelde van 1,86 kinderen.
Gemiddelde leeftijd gestegen
De gegevens van Eurostat laten ook zien dat de gemiddelde leeftijd in de EU stijgt. Het percentage mensen ouder dan 65 is de afgelopen 20 jaar gestegen van 16 naar 21 procent. Het aantal Europeanen ouder dan 80 is in die tijd bijna verdubbeld, van 3,4 naar 6 procent. Daar tegenover staat dat het aantal jongeren tot 19 jaar is afgenomen, van 23 procent in 2001 naar 20 procent in 2021.
Door deze ontwikkelingen is de gemiddelde leeftijd van de Europeanen gestegen van 38,4 naar 43,9 jaar. Het verschil in Spanje is zelfs groter, daar is de gemiddelde leeftijd in de afgelopen twintig jaar gestegen van 37,6 naar 44,3 jaar. In Nederland en België is de gemiddelde leeftijd ook gestegen, maar ligt het nog wel onder het Europese gemiddelde. In Nederland is het de afgelopen twintig jaar gestegen van 37,6 naar 42,7 jaar en in België van 39 naar 41,8 jaar.
Spanje Europees land waar de levensverwachting het meest daalde
Afgelopen jaar is de levensverwachting in 23 van de 27 lidstaten gedaald, waarbij Spanje de kroon spant. Hier is de levensverwachting van 84 jaar in 2019 gedaald naar 82,4 jaar in 2020. Het Europese gemiddelde staat op 81,3 jaar. Nederland zit daar net boven met een levensverwachting van 81,5 jaar. De levensverwachting van de Belgen ligt iets onder het Europese gemiddelde, met 80,9 jaar. Het Europese land met de laagste levensverwachting is Bulgarije, met een gemiddelde leeftijd van 73,6 jaar.