Op dit moment telt Spanje 8,9 miljoen gepensioneerden en 19,3 miljoen werkende mensen. Hoewel het met deze verhouding al lastig is om de pensioenen te blijven garanderen, zal dit in de toekomst nog ingewikkelder worden. De steeds hogere levensverwachting en het lage geboortecijfer zijn de belangrijkste factoren waardoor de Spaanse regering voor een uitdaging staat.
Veel Spanjaarden binnen 15 jaar met pensioen
De regering moet niet alleen rekening houden met deze factoren, ook leven er in Spanje veel mensen die zijn geboren tussen 1950 en 1970. Een klein deel van deze groep is net met pensioen maar een nog groter deel zal deze stap de komende vijftien jaar zetten. Het Spaanse instituut voor statistiek (INE) gebruikt de term ‘afhankelijkheidsratio’ om de verhouding weer te geven van het aantal gepensioneerden tegenover het aantal mensen uit de actieve arbeidsdoelgroep. Momenteel betreft deze ratio 2,2 (één gepensioneerde ten opzichte van 2,2 werkenden).
Noodzakelijk dat Spaanse regering ingrijpt in huidig pensioenstelsel
Volgens het INE zal het aantal werkenden mensen in Spanje tegen 2050 met 5 tot 7 miljoen afnemen. De Centrale bank van Spanje heeft berekend dat de afhankelijkheidsratio in 2050 gedaald zal zijn naar 1,5 (één gepensioneerde ten opzichte van 1,5 werkenden). Met deze prognoses in het achterhoofd onderhandelt de Spaanse regering momenteel met de sociale partners over een rigoureuze wijziging van het pensioenstelsel.
Hoeveel mensen in Spanje ontvangen een uitkering?
Van alle gepensioneerden ontvangen de meesten (6,03 miljoen mensen) een ouderdomspensioen, 1,59 miljoen mensen ontvangen een nabestaandenpensioen, 943.688 mensen ontvangen een uitkering voor blijvende invaliditeit en 325.989 een wezenpensioen.
Verhouding per Spaanse regio’s behoorlijk verschillend
Hoewel de afhankelijkheidsratio voor heel Spanje momenteel gemiddeld 2,2 betreft, zijn er wel regionale verschillen. De situatie op de Balearen ziet er het meest gunstig uit met 2,99 werkenden per gepensioneerde. Ook in Madrid (2,97) en Almería (2,94) is de situatie beter dan bijvoorbeeld in Orense (1,08) waar de verhouding bijna één op één is.