De levensverwachting bij de geboorte is het gemiddelde aantal jaren dat een pasgeboren kind onder de huidige sterftecondities de rest van zijn of haar leven zou leven. Het is een indicator van de gemiddelde duur van het leven in een bevolking die gedurende een bepaalde periode aan sterftecijfers onderhevig is.
Volgens gegevens van Eurostat bedroeg de levensverwachting bij geboorte in de EU in 2021 80,1 jaar, wat 0,3 jaar minder is dan in 2020 en 1,2 jaar minder dan in 2019. Dit was een recordjaar met een all-time high van 81,3 jaar. Dit betekent dat het niveau van vóór de pandemie nog niet is hersteld.
De levensverwachting van vrouwen (82,9 jaar) was hoger dan die van mannen (77,2 jaar). Ten opzichte van 2020 daalde de levensverwachting voor zowel vrouwen als mannen met 0,3 jaar.
Aan de leiding
Per land voert Spanje de ranglijst aan (83,3 jaar), gevolgd door Zweden (83,1) en Italië en Luxemburg (82,7), terwijl Bulgarije (71,4 jaar), Roemenië (72,8) en Letland (73,1) het laagst scoren.
De historische reeks van Eurostat met gegevens van alle EU-landen, verzameld door Servimedia, begint in 2002 en laat zien dat Italië de lidstaat met de hoogste levensverwachting was in 2002, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008. Zweden eindigde in 2003 op de eerste plaats.
Spanje was het EU-land met de langste levensverwachting van 2009 tot 2019, toen de levensverwachting een recordhoogte van 84,0 jaar bereikte. In 2020 nam Ierland de koppositie over, en verhuisde Spanje naar de tweede plaats.
De levensverwachting bij geboorte steeg in de EU sinds de jaren zestig gemiddeld met meer dan twee jaar per decennium, maar daalde of stagneerde in het afgelopen decennium. Tussen 2002 en 2021 steeg de verwachting in de EU als geheel met 2,5 jaar, van 77,6 tot 80,1 jaar.
Madrid, de regio met de langste levensverwachting
De EU-landen met de hoogste levensverwachting bij geboorte in 2021 waren Spanje, Italië en Frankrijk.
De regionale ranglijst wordt aangevoerd door Madrid (85,4 jaar), met Navarra (84,8 jaar) op de tweede plaats en de Finse regio van de Aland-eilanden (84,6 jaar) op de derde.
Daarachter staan Castilla y León (84,3 jaar), de Italiaanse autonome provincie Trento (84,2), het Zweedse Stockholm (84,1) en drie andere Spaanse regio’s: Cantabrië en Baskenland (beide met 84,0), en Galicië (83,9). Bulgarije heeft de vier belangrijkste regio’s met de laagste levensverwachting: het noordwesten (69,7 jaar), het noordcentrum (70,4), het zuidoosten (71,0) en het noordoosten (71,2).