
Het beeld is gedateerd tussen de 4e en 5e eeuw voor Christus. De landarbeider zou het tijdens zijn werk in de gemeente Castro del Río in twee stukken hebben aangetroffen en meegenomen. Vervolgens bemerkte hij veel belangstelling voor zijn vondst vanuit heel Spanje, waarop hij het het beeld uiteindelijk verkocht aan een particulier in plaats van zijn vondst door te geven aan de bevoegde autoriteiten.
Bekijk ook: Iberisch, de mystieke taal van een pre-Romeins volk
Het onderzoek begon toen onderzoekers in een museum van een particuliere stichting in 2020 in de provincie Tarragona de Iberische stier aantroffen. Het beeld was intact en gerestaureerd, maar bestond volgens de onderzoekers duidelijk uit twee blokken steen.
De agenten waren het oude beeld op het spoor gekomen na verwijzingen naar de Iberische stier in een wetenschappelijk artikel van een prestigieuze archeoloog in 2004. Ook werd in dezelfde tijd het beeld genoemd in een recensie op een blog van iemand die in Córdoba woonde. In het artikel wordt over de gevonden stukken steen uitgelegd dat "het een zeer zachte en fijnkorrelige witachtige kalksteen is, zeer geschikt om te snijden". Dat heeft de daaropvolgende 'restauratie' mogelijk gemaakt, aldus meldden politiebronnen volgens Epe.es.
Vervolgens namen de onderzoekers contact op met deze twee personen. Zij verklaarden de twee fragmenten van het Iberische beeld gezien te hebben korte tijd na de vondst in het veld. a.
De ontvreemder verkocht het stuk aan een particulier
Na verder onderzoek was het mogelijk de landarbeider die verantwoordelijk was voor de ontvreemding van het beeld te identificeren. Die erkende dat hij de Iberische stier in twee stukken had gevonden in de jaren 90. Ook vertelde hij dat het nieuws van de ontdekking zich snel verspreidde omdat er veel belangstelling was voor het beeld uit verschillende delen van Spanje. Uiteindelijk heeft hij de stier aan iemand in Barcelona verkocht.
Wet op het historisch erfgoed
De agenten hebben vastgesteld dat tijdens de vondst van het beeld de huidige Spaanse wet op het historisch erfgoed al van kracht was. Dat betekent dat de vondst ook toen al had moeten worden gemeld aan de bevoegde autoriteiten omdat het openbaar eigendom was. Daar dit duidelijk niet is gebeurd, is de verkoop van het beeld door de vinder ervan uiteindelijk illegaal.
Waarom lag het beeld op die plek?
In het onderzoekswerk wordt gesteld dat "een directe relatie tussen de vindplaats en een grote Iberische nederzetting niet kan worden vastgesteld. Het gebied ligt halverwege tussen de twee dichtstbijzijnde oppida in de buurt van Castro del Río". Het beeld kan echter verband houden met het funeraire doel van het monument waartoe het zou behoren, net als andere sculpturen die op het platteland van Córdoba werden gevonden, zoals de leeuwin van La Rambla.
Onomkeerbare veranderingen
De zoektocht is uitgevoerd met medewerking van het Ministerie van Cultuur en Sport, via de Algemene Directie van Cultureel Erfgoed en Schone Kunsten. Uiteindelijk werd het in Cordoba ontvreemde stuk overgebracht naar de faciliteiten van het Instituut voor Spaans Cultureel Erfgoed (IPCE). Daar werd een wetenschappelijk-technisch onderzoek uitgevoerd op basis van verschillende beeldvormings- en materiaalkarakteriseringstechnieken. Men wilde de mogelijke schade vaststellen die het stuk zou kunnen hebben opgelopen als gevolg van de aangebrachte wijzigingen.
Zo blijkt dat de criteria en aanbevelingen van de bevoegde organisaties op het gebied van conservering en restauratie van cultureel erfgoed niet zijn gevolgd. Bovendien hebben de toegepaste schoonmaakbehandelingen en de gepleegde ingrepen om de twee stukken samen te voegen onomkeerbare veranderingen veroorzaakt.