Hebben Spaanse jongeren het nu slechter dan de jongeren van vroeger?

door admin
Hebben Spaanse jongeren het nu slechter dan de jongeren van vroeger?

De Spaanse krant El Diario zocht het antwoord op deze vraag en vergeleek onder meer de kansen op de woningmarkt, op de arbeidsmarkt, het onderwijs, de vrijetijdsbesteding en gezondheidstoestand van drie generaties jongvolwassenen tussen de 20 en 34 jaar.

De eerste groep, de zogeheten babyboomers, waren jong in de jaren ’80 en zijn nu tussen de 60 en 75 jaar oud. De jongeren uit 2000, de zogeheten Generatie X, werden geboren gedurende de Spaanse Transitie (naar een democratie) en zijn nu tussen de 40 en 55 jaar oud. De huidige generatie wordt ook wel aangeduid als de millennials of Generatie Z. 

Opleidingsniveau

Gekeken naar de onderwijskansen, is de huidige generatie aanzienlijk hoger opgeleid dan de jongeren uit de jaren ‘80. Toen was een universitaire studie slechts voor enkelen weggelegd. In 1981 had maar één op de tien jongeren tussen de 25 en 34 jaar een hogere opleiding genoten. Op dit gebied zijn er in de afgelopen 40 jaar aanzienlijk meer kansen voor jongeren gekomen. Nu heeft bijna de helft van de Spanjaarden uit deze leeftijdsgroep een hogere opleiding afgerond. Daarmee kan worden gesteld dat de universiteiten ten opzichte van 1980 een stuk toegankelijker geworden zijn. 

Geen zelfstandige woonruimte

Vergeleken met 40 jaar geleden, wonen nu meer jongeren op hun 30ste nog bij hun ouders thuis. De voornaamste reden is de moeizame toetreding tot de woningmarkt. Jongeren uit de laatste twee generaties ondervinden daarbij meer problemen dan de jongeren uit de jaren ’80. Nu woont 26 procent van de Spanjaarden in de leeftijdscategorie 30 tot en met 34 jaar nog bij hun ouders, in 1987 was dat maar 18 procent. Datzelfde geldt voor jongeren tussen de 25 en 29 jaar: 57 procent woont nog thuis versus 44 procent van de jongeren in de jaren ’80. 

Sinds de jaren ’90 zijn de huizenprijzen fors omhooggegaan terwijl het gemiddelde salaris niet in die mate meesteeg. In de jaren ’80 kon voor drie gemiddelde jaarsalarissen een woning worden gekocht van 94 vierkante meter; de kosten van een vergelijkbare woning zijn volgens de Banco de España inmiddels meer dan verdubbeld. Nu moeten jongeren 7 jaarsalarissen sparen om een eigen woning te kunnen kopen. 

Vaker naar de dokter

Wat de kijk op de eigen gezondheid betreft is er de afgelopen veertig jaar iets opmerkelijks gebeurd. De huidige generatie jongeren wendt zich vaker tot een arts dan de vorige generaties. In 2017 was 80 procent van de Spanjaarden tussen de 15 en 35 jaar tenminste één keer in de afgelopen 12 maanden op medisch consult geweest; eind jaren ’80 was dat maar 64 procent. Opvallend is dat de huidige generatie de eigen gezondheid positiever beoordeelt dan de generaties daarvoor. In 2017 gaf 87 procent van de jongeren tussen de 25 en 34 jaar aan een goede of zeer goede gezondheid te hebben. 

Toch is de leefstijl van jongeren in de afgelopen 40 jaar drastisch veranderd. Dat is terug te zien aan het toegenomen percentage jongeren dat kampt met overgewicht. Vergeleken met de late jaren ’80 is dat percentage met meer dan 6 procentpunten toegenomen. In 2017 had bijna een derde van de jongeren tussen de 25 en 34 overgewicht, terwijl dat in de jaren ’80 nog maar 23 procent was. 

Geloof speelt geen rol meer

Volgens gegevens van het Spaans Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CIS) gaf in 1981 minder dan 20 procent van de jongeren aan niet gelovig te zijn. Nu, veertig jaar later, is het percentage Spaanse jongeren dat geen geloof aanhangt verdrievoudigd naar bijna 60 procent. 

Deze daling heeft ook invloed op tradities die met het geloof verbonden zijn zoals trouwen. In de jaren ’80 waren jongeren tussen de 20 en 34 jaar al naar meerdere bruiloften van vrienden geweest; 59 procent was zelf getrouwd. Nu is nog maar 16 procent van de mensen in deze leeftijdscategorie getrouwd. Van deze 16 procent was in 2019 nog maar 20 procent ook voor de kerk getrouwd. 

Werkloosheid onder jongeren onveranderd

Dat jongeren moeite hebben om toe te treden tot arbeidsmarkt is geen modern verschijnsel. Ook in de jaren ’80 was er al een verschil van 7 procentpunten tussen jongeren- en algemene werkloosheid. In 1987 was 27 procent van de Spaanse jongeren werkloos versus 20 procent werkloosheid op nationaal niveau; in 2020, het pandemiejaar, was 23 procent van de jongeren werkloos versus 16 procent op nationaal niveau. In de afgelopen 40 jaar was deze kloof alleen tijdens de vastgoedcrisis minder groot. 

Vrouwen vaker actief op arbeidsmarkt

Ook in Spanje is sinds de jaren ’80 de emancipatie toegenomen. Steeds meer vrouwen kozen voor een baan buitenshuis: begin jaren ’80 was nog geen 27 procent van de jonge vrouwen actief op de arbeidsmarkt, nu is dat percentage verdubbeld naar 53 procent. 

Dat heeft ook consequenties voor het geboortecijfer in Spanje. In 2019 daalde dit cijfer tot het historisch lage niveau uit 1941. Terwijl in de jaren ’80 vrouwen gemiddeld nog 2,04 kinderen kregen, is dat nu gemiddeld 1,24 kind. Twintig jaar geleden was het gemiddelde geboortecijfer hetzelfde, maar daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat het aantal geboorten toen relatief hoog was door de komst van migrantenvrouwen in Spanje. 

Ook de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen is in 40 jaar tijd gestegen. Gemiddeld kregen vrouwen in 1981 in Spanje hun eerste kind op 24-jarige leeftijd; in 2001 was dit 29 jaar en in 2019 was dit 31 jaar. 

Minder uren werken

Jongeren zijn steeds minder uren gaan werken. In 1981 werkten Spaanse jongeren gemiddeld 41,3 uur per week, in 2001 was dat 38,3 uur per week en in 2019 was dat nog maar 36,7 uur per week. Arbeidstijdverkorting is momenteel een punt van discussie in Spanje. Een aantal politieke partijen is voorstander van een vierdaagse werkweek, onder andere om de onbetaalde arbeid thuis gelijker te kunnen verdelen over mannen en vrouwen. 

Trek naar de stad

Jonge Spanjaarden trokken in de afgelopen veertig jaar steeds vaker van rurale gebieden naar de stad. In 1981 woonde 25 procent van de inwoners tussen de 16 en 44 jaar nog in gemeenten met minder dan 10 duizend inwoners; nu is dat nog maar 18 procent. Opmerkelijk is dat jongeren naar de steden trekken, maar daarbij geen voorkeur hebben voor de grote steden zelf, maar zich liever vestigen in randgemeenten rondom grote steden als Madrid en Barcelona. 

Daarmee wordt ook duidelijk dat jongeren steeds minder vaak kiezen voor agrarische beroepen. Het percentage werknemers tussen de 20 en 29 jaar in deze sector is in de afgelopen 40 jaar gehalveerd. 

Steeds minder jonge Spanjaarden op invloedrijke posities

De samenstelling van het Spaanse parlement in de afgelopen decennia laat zien dat er steeds minder jongeren invloedrijke posities bekleden. Na de afgelopen landelijke verkiezingen was Marta Rosique (ERC) met haar 23 jaar het jongste Kamerlid. Nu is niet meer dan 6 procent van de 350 Kamerleden in Spanje jonger dan 35 jaar. In 2001 was dat nog 11 procent en in 1981 was dat zelfs 13 procent. 

De verhouding tussen mannen en vrouwen daarentegen is in de afgelopen 40 jaar wel gelijker geworden. In 1981 was nog maar 6 procent van de Kamerleden vrouw, in 2001 was dat toegenomen tot één derde en nu bestaat 44 procent van het Spaanse Parlement uit vrouwen. 

Roken aanzienlijk minder populair geworden

Eind jaren ’80 was roken in Spanje een populaire gewoonte onder jongeren. Meer dan de helft van de 20 tot 34-jarigen noemde zichzelf ‘roker’. Meer dan 20 procent van deze rokers gaf toen aan minimaal 20 sigaretten per dag te roken. De antirookcampagnes en -wetten en belastingverhogingen in de afgelopen 40 jaar hebben hun vruchten afgeworpen: de tabaksconsumptie is in laatste vier decennia gehalveerd. Nu geeft nog maar één op de vier jongeren in Spanje aan regelmatig te roken. 

Dit vind je misschien ook leuk