Volgens een onderzoek van de Bank of America dat woensdag werd gepubliceerd, zijn de Europese elektriciteitsprijzen met 300 procent gestegen. Dit veroorzaakt een extra kostenpost van 476 euro voor huishoudens in Spanje.
Concreet betekent de meerkost van 476 euro een verhoging met 52% van de jaarlijkse energie-uitgaven van 922 euro die Spaanse huishoudens gemiddeld hadden in 2020. Hiervan werd 759 euro toegewezen aan de elektriciteitsrekening en 163 euro aan de gasrekening.
De entiteit benadrukt dat de Europese groothandelsprijzen voor gas en elektriciteit eind december stegen van reeds hoge niveaus. Zo is de gasvoorziening voor 2022 met meer dan 400% gestegen ten opzichte van januari 2021, terwijl de Europese elektriciteitsprijzen, aangedreven door gas, met 300% zijn gestegen.
Uit het rapport blijkt dat de regering erin geslaagd is om met maatregelen de stijging van de energieprijzen in te dammen. Dit had tot gevolg dat de enrgie-uitgaven van de huishoudens 169 euro lager uitvielen, dan zonder maatregelen het geval zou zijn geweest. Met deze verlaging kan echter slechts een derde van de extra kosten worden gecompenseerd die Spaanse consumenten tussen 2021 en 2022 voor hun kiezen zullen krijgen.
Een van die maatregelen was een verlaging van de belastingen die zijn inbegrepen in de elektriciteitsfactuur voor consumenten. De btw werd verlaagd van 21% naar 10%. De bijzondere elektriciteitsbelasting werd verlaagd van 5,11% naar 0,5%, het wettelijk minimum. De schorsing van de 7% opwekkingsbelasting die door bedrijven wordt betaald, blijft voorlopig tot 31 maart gehandhaafd.
Een totale impact van 9 miljard euro in Spanje
De Bank of America schat de impact die de huidige energieprijscrisis heeft op de belangrijkste Europese landen op ongeveer 107 miljard euro.
Op een absoluut niveau heeft de escalatie van de energiemarkten in Spanje geleid tot een geaccumuleerde meerprijs van 9 miljard euro per jaar. Dat is meer dan in Portugal, waar de extra kosten 700 miljoen bedragen, maar ver achter het Verenigd Koninkrijk (27.7 miljard), Italië (24.5 miljard), Duitsland (23 miljard) en Frankrijk (22.1 miljard).
In die zin hebben de steunmaatregelen van de regering volgens de Bank of America een jaarlijkse kostprijs van 3.2 miljard, vergeleken met 14 miljard in Frankrijk, 8.8 miljard in Italië en 300 miljoen in Portugal.
Hogere kostenoverschrijding voor landen met een grotere afhankelijkheid van gas
Op Europees niveau geeft het rapport aan dat de gemiddelde rekening in West-Europese landen (Spanje, Italië, Portugal, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) eind 2022 op 1.850 euro zal uitkomen, terwijl dit in 2020 1.200 euro was.
Zo wordt, na een stijging in 2021 tussen de 20% en 30%, dit jaar een nieuwe stijging tot 40% verwacht. Landen die minder afhankelijk zijn van gas, zoals Portugal, zullen in vergelijking met landen als Italië of het Verenigd Koninkrijk een meer afgezwakte stijging ervaren met een grotere penetratie van deze grondstof.
Per land zullen Italië en het Verenigd Koninkrijk eind 2022 een meerkost van respectievelijk 939 euro en 941 euro, 77% en 69% meer registreren ten opzichte van de energie-uitgaven in 2020. Frankrijk loopt achter met 730 euro extra (52% meer), en Duitsland, dat een meerprijs registreert van 568 euro (+37%). Portugal kent eind 2022 de minste groei, met 181 euro meer dan in 2020 (+23%).