Het toerisme in Spanje kent twee gezichten. Terwijl de provincies aan de kust en de stranden vollopen met buitenlandse bezoekers, blijven talloze hotelkamers in de binnenlandse provincies leegstaan. Er ontstaat scheefgroei: de kusten kunnen de groei vaak nauwelijks aan, terwijl het binnenland met lege handen achterblijft. Deze tegenstelling laat duidelijk de twee gezichten van het toerisme in Spanje zien.
Spanje boekte tot augustus dit jaar bijna 170 miljoen hotelovernachtingen die gedaan werden door buitenlanders. Dat is een stijging van 9% ten opzichte van vóór de pandemie, toen de hele wereld nog moest herstellen. Goede cijfers, maar toch profiteren vrijwel uitsluitend de kustgebieden van deze groei. De eilandengroep de Balearen en de Canarische Eilanden trekken de meeste toeristen, maar ook andere kustprovincies groeien mee. Binnenlandse regio’s daarentegen zien juist minder buitenlandse gasten dan in 2019. En dat ondanks miljoeneninvesteringen in cultuur, gastronomie en natuur. Deze realiteit benadrukt opnieuw de twee gezichten van het toerisme in Spanje.
Overvloed aan de kust
De kustprovincies blijven groeien. De Balearen en de Canarische Eilanden zijn nog altijd de koplopers, maar ook regio’s als Valencia en Málaga noteren recordaantallen. Die toestroom heeft echter een keerzijde voor bewoners: de huren schieten omhoog, boodschappen worden duurder en de leefbaarheid komt steeds meer onder druk te staan.
Opvallend is bovendien dat zelfs Pontevedra, een kustprovincie in Galicië die lang niet de bekendheid heeft van Andalusië of Catalonië, inmiddels meer buitenlandse overnachtingen telt dan een historische trekpleister als Córdoba. Dat maakt duidelijk dat zon en strand vaak zwaarder wegen dan cultuur of erfgoed – en dat de kloof met het binnenland alleen maar groter wordt.
Inkomsten uit toerisme Spanje stegen tot juni met bijna 9 procent
Leegte in het binnenland
In het Spaanse binnenland wordt het steeds stiller en dalen de toeristenaantallen. De provincie Zamora heeft dit jaar de slechtste cijfers van heel Spanje, met 25% minder buitenlandse overnachtingen dan in 2019. En dat is opvallend voor een provincie die slechts op een paar uur rijden van Madrid ligt en een rijk cultureel en historisch erfgoed heeft. Ook Soria, een provincie in Castilië en León met een middeleeuws centrum en een ruig landschap, weet nauwelijks internationale bezoekers te trekken. Daar komt nog niet eens één op de tien hotelovernachtingen van buitenlandse toeristen vandaan. Dat percentage is al twintig jaar vrijwel onveranderd gebleven.
In het Andalusische binnenland scoort Jaén al even slecht. Gemiddeld komt er één buitenlandse toerist per tweeduizend inwoners, terwijl in deze provincie het prachtige natuurgebied Sierras de Cazorla, Segura y las Villas ligt. Verder blijven ook Cuenca, Ciudad Real, Albacete, Guadalajara en Ourense ver achter. En dat ondanks het feit dat de Spaanse overheid hier de afgelopen jaren fors geïnvesteerd heeft in cultuur, gastronomie en natuur.
Eindelijk aandacht van politiek voor leegloop Castilla y León