Dit blijkt uit gegevens van Eurostat. In tegenstelling tot de vertraging van de prijzen in de eurozone, steeg de Consumenten Prijs Index (CPI) in Spanje licht, met twee tiende procent, tot 3,5%. Dat blijft hierdoor een van de landen met de hoogste stijgingen van de voedselprijzen.
Het Europese bureau voor de statistiek bevestigde vrijdag dat het gemiddelde wijzigingspercentage van de CPI in de eurozone in oktober met bijna anderhalf punt is gedaald tot 2,9% op jaarbasis. De inflatie overschreed daarmee voor het eerst sinds juli 2021 de drempel van 3%, toen de inflatie al een bijzonder stijgende lijn vertoonde.
Prijzen in eurozone
Het prijsgedrag in de eurozone – en in de EU als geheel, waar de CPI daalde van 4,9% in september tot 3,6% in oktober – staat in contrast met de stagnatie van de inflatie in Spanje. Daar lag de CPI in de tiende maand van het jaar voor het eerst sinds augustus 2022 boven het gemiddelde van de eurozone.
De abrupte vertraging van de prijzen in de eurozone – die niet daalden, maar in een langzamer tempo stegen – wordt grotendeels verklaard door het statistische effect. Wanneer de jaar-op-jaar verandering in de CPI wordt gemeten, is de vergelijking met oktober 2022 gunsting. Toen was de inflatie 10,6%. Dat was het hoogtepunt van de groei. Dit was ook het geval in Duitsland en Italië, waar de CPI’s in oktober 2022 een jaarlijks percentage van 11,6% en 12,6% bereikten.
Een jaar later is de Duitse index gedaald tot 3% en de Italiaanse index tot 1,8%, aanzienlijk lager dan de percentages van 4,3% en 5,6% die in september werden genoteerd.
Matiging inflatie in Duitsland en Italië
De matiging van de inflatie in Duitsland en Italië heeft ervoor gezorgd dat beide landen Spanje, na elf maanden, hebben verdrongen. In tegenstelling tot de opeenvolgende dalingen van de CPI in het gemiddelde van de eurozone in het afgelopen half jaar, stijgt de inflatie in Spanje nu al vier maanden, na een daling tot 1,6% in juni. Het Iberische land registreerde de piek van de opwaartse curve ook eerder dan de andere leden van de eenheidsmunt als geheel, in juli 2022, vandaar het verschil in trends.
Van de vier grote EU-economieën blijft de inflatie in Spanje alleen onder het Franse cijfer, dat in oktober afnam tot 4,5%. Van de 27 EU-leden waren België, Nederland en Denemarken de landen met de laagste inflatie in oktober. De cijfers waren er zelfs negatief (respectievelijk -1,7%, -1% en -0,4%). De sterkste prijsstijgingen werden genoteerd in Hongarije, Tsjechië en Roemenië, met percentages van meer dan 8%.
Voedselprijzen bleven achter
Achter de vertraging van de prijzen in de eurozone als geheel in oktober zat vooral de matiging van de energieprijs. Deze ligt nu 11,2% lager dan een jaar geleden, toen de inflatie 41,5% bedroeg, maar staat nog steeds onder druk van de gevolgen van de oorlog in Oekraïne. Als we het effect van energie buiten beschouwing laten bij de berekening van de inflatie, kwam de CPI op jaarbasis in oktober uit op 4,9%, vergeleken met 5,5% in de voorgaande maand. Ook als het effect van de prijs van voedsel, alcohol en tabak buiten beschouwing wordt gelaten, kwam de onderliggende inflatie uit op 4,2%, 0,3% lager.
Voedingsmiddelen en niet-alcoholische dranken
Aan de andere kant van het spectrum dan energie, zijn de producten die nog steeds de grootste prijsstijgingen laten zien nog steeds voedingsmiddelen en niet-alcoholische dranken. De jaar-op-jaar variatie in de CPI bedraagt gemiddeld 7,5% binnen de EU. Volgens de gegevens van Eurostat bedroeg de voedselinflatie in Spanje 9,4%. Hoewel dit cijfer met bijna één punt is gedaald ten opzichte van de 10,5% van september, is het Spaanse cijfer nog steeds het op één na hoogste in de hele EU, na de 10,4% van Griekenland.
Inflatiedoelstelling ECB
De daling van de totale index in oktober in de eurozone als geheel brengt de inflatie dichter bij de doelstelling van 2% van de Europese Centrale Bank (ECB). Na iets meer dan een jaar van verkrapping van het monetaire beleid, stemde de instelling onder voorzitterschap van Christine Lagarde eind oktober in met haar eerste pauze na tien opeenvolgende verhogingen die de rentetarieven in de eurozone naar een ongekende 4,5% hebben gebracht.