Wie aan het Italiaanse Toscane denkt, ziet waarschijnlijk een fraai glooiend landschap waar cipressen statig naar de hemel reiken en waar schilderachtige dorpjes, historische steden en verrukkelijke wijnen om je aandacht strijden. Maar wist je dat een bijzondere verzameling witte dorpen in de provincie Málaga steeds vaker het “Toscane van Málaga” wordt genoemd?
De bijzondere verzameling witte dorpen bieden schitterende natuur, zijn getekend door een rijke geschiedenis en lokale bars en restaurants serveren zoete wijn en rozijnen en bieden een bijzonder alternatief voor de Costa del Sol. Er zijn veel overeenkomsten tussen deze dorpen, maar elk dorp heeft zijn eigen charme en unieke sfeer.
In de zestiende en zeventiende eeuw waren veel ‘bandoleros’, door armoede gedreven struikrovers, actief in dit deel van de provincie Málaga. Het was een manier van leven in dit ‘Toscana Malagueña’. Het vijftal witte dorpen in dit ‘kleine Toscane’ zijn El Borge, Almáchar, Cútar, Comares en Benamargosa.
Bandietengalerij in El Borge
El Borge ligt op slechts 36 kilometer van de stad Málaga verscholen tussen heuvels. Met ongeveer duizend inwoners wordt het geroemd om zijn “prachtige subtropische gewassen en oude wijngaarden”. Het dorp heeft een Moorse oorsprong en wordt beschouwd als het oudste van de streek La Axarquía. Bezienswaardig zijn de zestiende-eeuwse kerk Nuestra Señora del Rosario en de fontein ‘Fuente de la Vendimia’, een eerbetoon aan de arbeid van de druivenplukkers. Onlangs werd de toeristische trekpleister ‘Galería del Bandelero‘, de bandietengalerij, geopend. Hier leer je meer over de geschiedenis met betrekking tot de bandoleros, de beruchte struikrovers die in de 19e eeuw actief waren in Andalusië. Zij richtten zich vooral op reizigers en het stelen van goederen van de rijken. Het landschap rond El Borge, met kronkelende paden, onbereikbare heuvels en grotten bood de perfecte schuilplaats voor deze struikrovers.
Rozijnen in Almáchar
Het charmante dorpje Almáchar biedt een rustige ontsnapping te midden van bergen en wijngaarden. Het heeft iets meer dan 2.000 inwoners, die achter de witte gevels in de kronkelende straatjes aan de zomerse hitte ontsnappen. Vooral de straat Eugenia Ríos valt op vanwege de foto’s die de verschillende stadia van de rozijnenproductie laten zien. Ook de moeite waard zijn de parochie van San Mateo, de wijk Las Cabras of een stop bij de Santo Cristo-coöperatie om olijfolie, wijn of vermout te kopen. Het lokale rozijnenmuseum is geopend op zaterdag en zondag. Ben je er in september, mis dan het Fiesta de Ajoblanco feest niet. Een ideale gelegenheid om deze heerlijke, koude amandel-knoflooksoep te proeven.
Cútar, poort naar het verleden
In het piepkleine dorp Cútar, dat tegen een heuvel ligt, is het informatiecentrum van de ‘Alquería de Cútar’ leuk om te bezoeken. Het is een poort naar het verleden en de geschiedenis van het dorp en de regio, vooral met betrekking tot de Monfíes, de gevluchte islamitische Moren en rebellen in de zestiende en zeventiende eeuw, die te vergelijken zijn met de bandoleros. De naam van het dorp komt van Hisn Aqut, wat verwijst naar een hooggelegen burcht die er ooit stond. De regio is heel vruchtbaar en de belangrijkste bron van inkomsten is de productie van rozijnen. Het dorp is dan ook een stop op de ‘Ruta de la Pasa’, de rozijnenroute, die het Toscane van Málaga doorkruist. In de buurt zijn archeologische vondsten gedaan die teruggaan tot het Neolithicum en de Bronstijd.
Comares, balkon van de Axarquía
Comares heeft een prachtige ligging. Zijn witte huizen en meanderende straatjes bedekken een heuveltop waardoor het dorp al van ver te zien is. Een mooie poort leidt je naar het centrum met een aantal leuke restaurants en barretjes. Vanwege deze unieke ligging op ruim 700 meter hoogte wordt Comares ook het ‘Balkon van de Axarquía’ genoemd. Ook hier is de Moorse geschiedenis nog goed terug te zien. Op de gevels wordt je deze in de vorm van mozaïektegels ook toegelicht. Overal heb je prachtige, fotogenieke doorkijkjes langs witte gevels versierd met bloempotten over de wijdse omgeving. Veel mensen bezoeken er de oude vesting, die een belangrijke rol speelde tijdens de Moorse overheersing.
Benamargosa
Benamargosa ligt lager in een vruchtbare vallei, geroemd en tegenwoordig vanwege de droogte ook deels verguisd, om de avocadoteelt die hier dominant is. De inwoners worden niet alleen Benamargosenños genoemd, maar ook ‘mangurrinos’. Deze bijnaam verwijst naar hun verleden als smokkelaars. De belangrijkste bezienswaardigheid is de kerk van Santa María de la Encarnación, gebouwd in de 16e eeuw op de plaats van een oude moskee. Er zijn ook historische fonteinen en een prachtige macadamiaboom. In de buurt ligt het boeddhistische centrum ‘la estupa de Kalachakra’. Vanaf daar is er een prachtig uitzicht op het stuwmeer van La Viñuela, de berg La Maroma, de Middellandse Zee en het heuvelachtige landschap met zijn witte dorpjes.
Lees ook: Hoe de zoon van een klein dorpje een grote naam werd in Amerika