De daling van de energieprijzen werkt door in de prijs van levensmiddelen. Deze zijn in Spanje zijn weliswaar igoedkoper ten opzichte van de vorige maand, maar stegen met 15,3 procent op jaarbasis.
ADVERTENTIE
Het definitieve cijfer voor november bekrachtigt de voorspelling die het INE eind vorige maand had gepubliceerd. Het is laagste cijfer sinds de 6,1 procent in januari, vóór het begin van de oorlog in Oekraïne. De inflatie is nu vier maanden op rij gedaald sinds de piek van 10,8 procen in juli, het hoogste cijfer in de historische reeks. Op maandbasis noteerde de CPI in november een daling van een tiende procentpunt ten opzichte van de voorgaande maand. Ten opzichte van oktober was er sprake van een stijging van 0,3 procent.
Inflatiecurve omgebogen
‘Dit is een positief cijfer, want het geeft aan dat we de inflatiecurve ombuigen’, zei premier Sánchez tijdens de top van de Europese Unie. Volgens de gegevens van het INE ligt de oorzaak van deze daling in de daling van de brandstof-, elektriciteits- en stookolieprijzen. Zo is de prijs van elektriciteit met 22,4 procent gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar, terwijl de gasprijs met 10,6 procent is gestegen.
De Spaanse minister van Financiën, María Jesús Montero, greep de cijfers aan om het regeringsbeleid onder de aandacht te brengen. ‘Het economisch beleid van deze regering heeft het gewenste effect, namelijk verlichting van de internationale situatie voor gezinnen in ons land en voor kleine en middelgrote ondernemingen,’ zei zij tijdens de vergadering in het Congres van Afgevaardigden. Montero verdedigde wat zij noemde de ‘belangrijkste’ belastingverlaging ooit door een regering voor de middenklasse en de werkende klasse.
Stijging premiegebonden pensioenen
Het CPI van november bevestigt een stijging van de premiegebonden pensioenen en het bestaansminimum met 8,46 procent voor volgend jaar. Dit komt doordat de herwaardering wordt berekend op basis van het gemiddelde inflatiepercentage dat tussen de maanden december en november is geregistreerd. Deze verhoging betekent een stijging van de pensioenkosten voor de overheidskas met 12,75 tot 15,3 miljard euro, volgens schattingen van de onafhankelijke autoriteit voor fiscale verantwoordelijkheid (Airef) en de Bank van Spanje.
Voedselprijzen blijven stijgen
Ondanks de matiging van de inflatie zijn de voedselprijzen in november met 15,3 procent gestegen. Dit is het tweede hoogste cijfer in de historische reeks, na de 15,8 procent van oktober. Zo is de consumentenprijsindex (CPI) voor levensmiddelen voor het eerst in dertien maanden gedaald, maar blijft de stijging ‘duizelingwekkend’.
Het voedingsmiddel dat het afgelopen jaar het meest in prijs is gestegen, is suiker, met een stijging van 50,2 procent, gevolgd door olie, melk en eieren, met prijsstijgingen van bijna 30 procent. De prijs van olijfolie is met 25,9 procent gestegen, terwijl andere soorten olie met 55,9 procent zijn gestegen.Boter werd 37,5 procent duurder, net als meel en granen.
Daling elektriciteits- en brandstofprijzen
‘De elektriciteits- en brandstofprijzen zijn gedaald, maar het boodschappenmandje is veel duurder dan een jaar geleden’, aldus Sara García, secretaris voor vakbondsactie en werkgelegenheid van de vakbond USO, die eraan toevoegde dat ‘de meeste lonen in Spanje de afgelopen twee jaar een koopkrachtverlies van 13 procent hebben geleden’. De secretaris-generaal van vakbond CCOO, Unai Sordo, waarschuwde dat bijna de helft van de producten in het door het INE gemeten boodschappenmandje met meer dan 7 procent is gestegen en drong aan op interventie op verschillende markten, niet alleen op de levensmiddelenmarkt, om de prijzen van ‘belangrijke’ producten voor de burgers te ‘plafonneren’.
Kerninflatie stijgt
De kerninflatie, exclusief onbewerkte voedingsmiddelen en energieproducten, steeg in november met een tiende procentpunt tot 6,3 procent, een half punt lager dan het algemene CPI-cijfer en slechts een tiende punt lager dan de in augustus geregistreerde piek.
Per autonome regio is de jaarlijkse CPI in het hele land gedaald. De sterkste dalingen deden zich voor op de Balearen en in Navarra, met dalingen van respectievelijk één en 0,8 procent. Daarna volgden de Canarische eilanden, Galicië, Extremadura en Castilië en Leon met 0,3 procent.
