Spanje heeft een miljoen hectare bos meer dan 35 jaar geleden – 51% van het oppervlak is bos – en tegelijkertijd is de ontvolking van het platteland in al die tijd exponentieel gegroeid. Deze twee realiteiten verklaren samen met klimatologische factoren het probleem van bosbranden dat we dit jaar ervaren. Dat schrijft Laura Alvarez in La Razón.
Er is niemand meer in de dorpen om de berghellingen schoon te houden. Of ze dat nou doen met een kudde geiten of schapen of om brandhout te verzamelen. Dit heeft ertoe geleid dat het bos min of meer is opgegeven, aangezien de overheden – zo blijkt uit feiten – weinig tot niets hebben gedaan om dit te voorkomen.
Volgens de Spaanse president Sánchez stond dit jaar al meer dan 150.000 hectare bos in brand. 80.000 daarvan alleen gedurende de twee hittegolven van dit jaar. Hij zei dat op vrijdag tijdens een bezoek aan de nationale bosbrandbestrijdingscoördinatie.
Extremadura, Aragón, Galicië en vooral Castilla y León zijn de gemeenschappen die tot nu toe dit jaar het ergst onder de branden lijden hebben. Hoewel volgens het European Forest Fire Information System het achterhalen van de daadwerkelijke verbrande hectaren enkele jaren in beslag kan nemen.
“Moeilijke weken”
President Sánchez maakte vrijdag van de gelegenheid gebruik om ook te waarschuwen dat er nog zeer moeilijke “weken” komen en drong er bij de burgers op aan “extreme” voorzorgsmaatregelen te nemen om schade te voorkomen.
Preventie is noodzakelijk
Preventie is precies wat verschillende sectoren in de landelijke omgeving al vele jaren vragen met het doel om te voorkomen wat er nu uiteindelijk is gebeurd. Nu hebben ze het gevoel dat men de put pas dempt als het kalf al verdronken is en te laat begint te luisteren naar wat mensen met ervaring te zeggen hebben.
“We zijn al te laat”
Het probleem is complex en de oplossing ervan is volgens de experts ingewikkelder dan een groep mensen in de winter het bos schoon te laten maken, op te ruimen en brandgangen te creëren. Dat zou slechts de werking van een pleister op de wonde hebben.
“Ook al gaan we nu aan het werk, we zullen de branden van volgend jaar er niet mee voorkomen”, waarschuwt Alberto Merino van de officiële vereniging van geografen van Castilla y León. “Je moet langetermijnbeleid maken en daarvoor is het niet de moeite waard om x geld uit de jaarlijkse begrotingen te trekken”.
Volgens Meriono is de sleutel dat mensen vroeger een andere relatie met berg en bos hadden. “Dat het traditionele gebruik is verdwenen, is het grootste probleem. Vroeger leefden mensen met de bergen: ze maakten de bergen schoon om brandhout te krijgen om hun huizen mee te verwarmen. Er waren gecultiveerde gebieden die werden verzorgd en de verspreiding van struikgewas werd vermeden of dat werd gebruikt als voer voor het vee”. Door de leegloop van het platteland zijn deze traditionele toepassingen verdwenen.
Het resultaat is een verlaten berg, vol onkruid, met een bodem die uit pure brandstof bestaat en waarin paden en brandgangen niet meer te onderscheiden zijn. De bosmassa is van zo’n kaliber dat de brandweerwagens en blusmachines bij deze laatste branden niet eens in staat zijn geweest om het vuur binnen enkele hectaren rond te stoppen. Daardoor konden ze – geholpen door hoge temperaturen en harde wind – veranderen in onblusbare branden.
Een winstgevende berg brandt niet
Merino denkt dat de bergen moeten worden schoongemaakt door mensen die er belang bij hebben om dat te doen, omdat ze er inkomsten uit halen. Zo niet, dan zal er weinig gebeuren. De sleutel is om op de een of andere manier de relatie die de omwonenden met de bergen hadden te herstellen. “Een winstgevend bos, dat dient als hulpbron en dat sociaaleconomisch interessant is, verbrandt niet”, zegt hij. Een voorbeeld is de regio Pinares, tussen Burgos en Soria. Hier vond in de 19e eeuw de laatste grote brand plaats omdat de bewoners rechtstreeks profiteren van de rijkdommen van de bossen. “Ze hebben zelfs camera’s met temperatuursensoren in de dennen, omdat ze geïnteresseerd zijn: ze leven ervan.”
De expert verduidelijkt: “Er zullen altijd branden zijn, maar als de berg schoon is, kunnen ze vrij snel worden geblust. Dan zijn het beheersbare branden, dat is waar we naar moeten streven”. Dorpsbewoners moeten prikkels hebben om te blijven.
Via het PAC heeft de Europese Unie al financieringslijnen vrijgemaakt voor deze praktijken en ze moeten worden bevorderd. Mensen moeten geïnteresserd blijven in het hebben van schapen, geiten en koeien, dat zijn de beste schoonmakers in de bergen.
Er zijn geen boeren meer
Nu zijn er in het beste geval nog een of twee boeren in elk dorp. Voor een beter beeld van de huidige verhouding: bij de brand in de Sierra de la Culebra werd 28.000 hectare verwoest, maar slechts 35 boeren getroffen.
Overmatige bescherming van de natuur
Aurelio González, algemeen secretaris van de Union of Small Farmers and Ranchers (UPA) van Zamora, het gebied dat dit jaar het meest door de branden is getroffen, is het met Morino eens. Tussen de brand van de Sierra de la Culebra en die van Losacio is hier in slechts één maand bijna 60.000 hectare afgebrand. 60% van het verbrande gebied dit jaar in heel Spanje concentreert zich hier.
Een van de belangrijkste klachten van deze sector is niet alleen de teloorgang van het traditionele gebruik van de bergen en de leegloop van het platteland. Ze laken de overmatige bescherming van de natuur. Bijkomende regels beperken ook nog eens het gebruik dat lokale bewoners kunnen maken van hun eigen bergen. “Het lijkt erop dat de bescherming van flora en fauna belangrijker is geweest dan die van de mensen die op het platteland leven. Reles worden bedacht in mooie kantoren in Madrid terwijl daarbij geen rekening wordt gehouden met de eeuwenoude kennis en ervaring van de bewoners over hun bossen en bergen.
González: “Vroeger was de berg opgedeeld in zones: elke familie kreeg een gebied toegewezen om schoon te maken en voor brandhout. Het vee at de rest: de berg was schoon, maar wat verwachten ze nu? De beperkingen om de natuur te beschermen, zegt hij, hebben er zelfs toe geleid dat de mensen in de dorpen, die geen brandhout konden verzamelen, dieselverwarming moesten installeren. “Als een boswachter van Seprona je betrapt op het snijden van een paar rotsrozen voor aan de deur van een hut, krijg je al een boete.”
Elke X hectare bos moet onkruidvrij worden gelaten, want daar stoppen de branden. In Zamora waren daarentegen kilometers dichtbegroeide bosmassa zonder ruimte waar de brandweerlieden konden optreden. “Alles wat ontspruit uit het kreupelhout, de takken die vallen en die niemand oppakt… dat fungeert nu als de meest krachtige brandstof voor het vuur.
Langdurige droogte
Afgezien daarvan was er nog de langdurige droogte. Steeds kortere en drogere winters en langere en hetere zomers en de twee hittegolven vlak achter elkaar. Samen met het verlaten bos vormde dit een tijdbom.
Herbebossing
Voor herbebossing dringen experts er op aan dat deze gericht moet zijn op gedifferentieerde en inheemse soorten om de “brandstof” in geval van brand te veranderen: steeneik, kurkeik, eik… elke kilometer aan dennenbos fungeert als olie op het vuur.