Dit blijkt uit ‘Education at a glance‘, de jaarlijkse onderwijsrapportage van de OESO. In bijna alle landen behalve Spanje, Ierland, Israël en Italië worden onderwijzers tussentijds, nadat zij al aan het werk zijn als docent, regelmatig geëvalueerd. Deze evaluaties hebben dan ook gevolgen voor salarisniveau’s en dergelijke. In Spanje worden onderwijzers voor het publieke lagere en middelbare onderwijs enkel beoordeeld voordat ze aan het werk gaan. Ze moeten moeilijk te halen examens doen – de oposiciones, en als ze die halen, kunnen ze de rest van hun leven aan het werk als onderwijzer.
In driekwart van de 37 geanalyseerde landen geldt een tussentijds evaluatiesysteem. ‘Het volgen en beoordelen van een leraar is een centraal punt bij het verbeteren van scholen als geheel’, zo staat in het rapport.
Bezuinigingen
Verder blijkt Spanje samen met Hongarije, Estland, Italië en Slovenië, het meest te hebben bezuinigd op onderwijs tijdens de crisisjaren tussen 2008 en 2012. In de genoemde landen daalden de uitgaven met meer dan 5 procent. De overheidsuitgaven daalden zowel per leerling als in relatie tot het BBP. In alle andere landen stegen de uitgaven per leerling in die periode.
Investeringen
Spanje hoort ook tot de landen die het minst hebben geïnvesteerd in het onderwijs in relatie tot de totale overheidsuitgaven. Het gaat in dit geval om ongeveer 8 procent. Alleen Hongarije en Italië investeerden nog minder. Het gemiddelde percentage ligt op 11 procent. Landen als Nieuw Zeeland en Mexico komen daar ruim boven met 18 procent.
Lerarensalarissen
Het grootste gedeelte van de uitgaven aan onderwijs wordt gevormd door de salarissen van de onderwijzers. Deze hebben in Spanje ook erg geleden onder de crisis. Per leerling daalden de salariskosten met 15 procent in het lager onderwijs en met 24 procent in het middelbare Spaanse onderwijs. Ook steeg het aantal leerlingen per klas. Alleen Portugal deed het op dit gebied slechter.