Desondanks hoort de economische ongelijkheid in Spanje tot de hoogste van de Europese Unie. De belangrijkste indicator om inkomensongelijkheid te meten is de Gini-coëfficiënt of ook Gini-Index*. Deze heeft waarden tussen 0 en 100 waarbij 0 betekent dat alle mensen in een land of gebied hetzelfde inkomensniveau hebben en 100 betekent het tegenovergestelde: al het inkomen gaat naar één individu. Hoe hoger de coëfficiënt, hoe groter de ongelijkheid.
Volgens gegevens van INE is de Gini-Index van Spanje gedaald van 34,1 in 2017 naar 33,2 in 2018. Dat is de grootste daling in de afgelopen tien jaar. Bovendien ligt de waarde nu erg dichtbij de 32,9 die in 2008 werd geregistreerd. In 2008 was het werkloosheidscijfer 13,8 procent tegen 14,1 procent in 2018.
Dan is er nog de inkomens kwintielverhouding** die door de Europese Commissie veel wordt gehanteerd. Deze indicator is gedaald met 0,6 punten tot de waarde 6. Dat betekent dat de 20 procent rijkste mensen in Spanje een beschikbaar inkomen hebben dat zes keer hoger ligt dan het inkomen van de 20 procent armste mensen in het land. In 2014 gaf deze indicator de maximale ongelijkheid aan met een waarde van 6,9. Dit maakte Spanje in dat jaar het land met de grootste inkomensongelijkheid van de Eurozone samen met Letland en Griekenland. In 2008 lag de inkomens kwintielverhouding in Spanje op 5,9, zeer dichtbij de huidige waarde.
In Europa is de inkomensongelijkheid het laagst in de Noordse landen, al neemt hier de ongelijkheid de laatste jaren ook licht toe. De grootste ongelijkheid is te vinden in de Zuid-Europese landen, de Baltische staten en met Litouwen en Bulgarije aan kop met een waarde van 7,7.
Armoede risico
In één op elke vijf huishoudens in Spanje heerst er een kans op armoede en sociale uitsluiting (21,5 procent) met een inkomen onder 8.871 euro per jaar (739 euro per maand). Bij deze huishoudens hoort 26,2 procent van de jongeren onder 16 jaar.
Volgens INE ligt de armoedegrens voor een huishouden met twee volwassenen en twee kinderen in Spanje op een jaarinkomen van 18.629 euro bruto. In Spanje kan 34,2 procent van de huishoudens zich geen vakantie van een week per jaar permitteren; kan 36 procent onvoorziene uitgaven niet dekken en haalt 10,4 procent met heel veel moeite het einde van de maand; 7,3 procent loopt achter met betalingen zoals de hypotheek, huur, nutsvoorzieningen of Vereniging van Eigenaren.
*De Gini-Index is een statistische maatstaf van de ongelijkheid in een verdeling. De Gini-coëfficiënt wordt met name gebruikt in de economie om de ongelijkheid in inkomen of vermogen aan te geven, maar is geschikt om elke vorm van ongelijkmatige verspreiding te meten.
** Inkomenskwintielverhouding (S80/S20) is een internationaal vaak gebruikte maat om de inkomensverdeling in een land of regio in kaart te brengen, waarbij het aandeel van het inkomen van de 20% rijksten (op basis van het huishoudinkomen) in het totale inkomen afgezet wordt ten opzichte van dat van de 20% armsten.